Vermogens- en inkomenstoets voor Wmo verboden

Gemeenten mogen een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet weigeren op grond van het inkomen of vermogen van de aanvrager. De Centrale Raad van Beroep heeft dat beslist in drie uitspraken.

De aanvraagster die voor haar verzorging bij haar dochter was gaan inwonen, kreeg van de gemeente te horen dat zij de kosten van de huishoudelijke verzorging zelf kon dragen, omdat zij de kosten van levensonderhoud kon delen met haar dochter en een vermogen van ruim € 50.000,- had. Een andere gemeente weigerde een traplift, omdat de aanvrager een inkomen van € 27.000,- en een vermogen van € 270.000,- had. In de derde zaak ging het om een echtpaar dat niet werd toegelaten tot de Regiotaxi.

De Centrale Raad van Beroep erkent in zijn uitspraken dat de gemeenten rekening mogen houden met de eigen verantwoordelijkheid van de burger bij de beoordeling of deze voldoende zelfredzaam is om zelf een voorziening te organiseren. Maar dat betekent niet dat de gemeente een individuele Wmo-voorziening mag weigeren op grond van het inkomen of het vermogen van de aanvrager. Dat doorkruist de wettelijke eigenbijdrageregeling die op grond van de Wmo is getroffen. Gemeenten zouden daarmee inkomensbeleid kunnen gaan voeren, wat de centrale wetgever niet wil. Bovendien frustreert zo'n eigen beleid de wettelijk geregelde anticumulatie van eigen beijdragen op grond van de Wmo en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraken geen hoger beroep instellen.

Wilt u gratis op de hoogte worden gehouden? Meldt u dan aan voor onze nieuwsbrief

Vragen of opmerkingen?
Wij brengen u graag in contact met de expert.
Bel 0315-681947 of mail ons.